Hoe staat het erbij met het lezen van Nederlandse kinderen?
Als leesgek en oprichter van TOPPR / Sleeplezen volg ik de leesontwikkelingen in Nederland op de voet. De recente rapporten van PISA en de Inspectie van het Onderwijs laten een duidelijk beeld zien: een ernstige achteruitgang in het voortgezet onderwijs en een voorzichtige stabilisatie in het basisonderwijs. In deze Blog lees je het antwoord op de vraag: Hoe staat het erbij met het lezen van Nederlandse kinderen?
Dalende scores in het voortgezet onderwijs
Uit het PISA-onderzoek van 2022 bleek dat de leesvaardigheid van Nederlandse vijftienjarigen verder is gedaald. De gemiddelde score is gezakt naar 459 punten, waarmee Nederland onder zowel het EU-gemiddelde (480) als het OESO-gemiddelde (476) zakt. Van de 81 deelnemende landen staat Nederland inmiddels op plaats 34. Nog verontrustender is dat 33 procent van de jongeren het minimale leesniveau niet haalt dat nodig is om in de samenleving goed te kunnen functioneren (PISA Nederland, 2023).
Herstel in het basisonderwijs?
De Staat van het Onderwijs 2025 laat zien dat basisscholen de taalachterstanden na corona grotendeels hebben ingelopen. Volgens de inspectie haalt 99 procent van de leerlingen het fundamentele 1F-niveau voor lezen, en bereikt slechts 75 procent het hogere streefniveau 2F. Maar zodra leerlingen doorstromen naar het voortgezet onderwijs, blijft vooral het behalen van het basisniveau problematisch voor met name leerlingen in de basis- en kaderberoepsgerichte leerwegen. De kloof tussen basisschoolresultaten en voortgezet onderwijs is daarmee een structureel probleem geworden.
Internationaal perspectief
Nederland is hierin geen uitzondering. Ook in andere westerse landen, zoals Duitsland en Frankrijk, is sprake van een dalende leesmotivatie en een toenemende afhankelijkheid van digitale media. Toch weten sommige landen structureel hogere leesniveaus te behouden. Zij investeren consequent in leesdidactiek, schoolbibliotheken en een cultuur waarin lezen ook thuis vanzelfsprekend is.
Wat kunnen we doen?
De oorzaken van de Nederlandse daling zijn meervoudig. Jongeren lezen steeds minder voor hun plezier. Tegelijkertijd neemt de schermtijd toe, en is er minder ruimte voor geconcentreerde leestijd. Kinderen van laagopgeleide ouders lopen bovendien vaker risico op laaggeletterdheid. De gevolgen zijn groot: zonder voldoende leesvaardigheid blijven jongeren kwetsbaar in hun studie, hun loopbaan en hun maatschappelijke participatie.
Het antwoord ligt in structurele interventies. Dat begint met het stimuleren van leesplezier vanaf jonge leeftijd, het consequent professionaliseren van leerkrachten, en het opbouwen van een leescultuur waarin boeken vanzelfsprekend zijn. Bij TOPPR en Sleeplezen werken we dagelijks aan die missie. Niet met hypes of losse projectjes, maar met effectieve methodes en praktische ondersteuning. Want wie kinderen leert lezen, opent hun wereld.
Bronnen
Inspectie van het Onderwijs. (2025). De Staat van het Onderwijs 2025. Geraadpleegd via: https://www.onderwijsinspectie.nl/onderwerpen/staat-van-het-onderwijs/documenten/rapporten/2025/04/16/rapport-de-staat-van-het-onderwijs-2025
PISA Nederland. (2023). Resultaten PISA 2022. Geraadpleegd via: https://www.pisa-nederland.nl/resultaten2022/
Meelissen, M. et al. (2023). Leesprestaties Nederlandse middelbare scholieren gaan achteruit. Stichting Lezen. Geraadpleegd via: https://www.lezen.nl/onderzoek/leesprestaties-nederlandse-middelbare-scholieren-gaan-achteruit/
Bij het aanleren van lezen ervaren veel zwakke lezers moeilijkheden in het automatiseren van de leesvaardigheid. Onderzoek van taal- en leesdeskundige Esther Steenbeek-Planting heeft aangetoond dat traditionele methoden niet effectief zijn voor deze groep leerlingen. Het gaat om bijvoorbeeld het focussen op fouten en extra oefenen met fout gelezen woorden. Maar wat betekent dit voor ons leesonderwijs in het algemeen? Dat zwakke lezers meer moeten automatiseren.
Het traditionele leesonderwijs richt zich vaak op het corrigeren van fouten en het herhaaldelijk oefenen van woorden die verkeerd zijn gelezen. Echter, Steenbeek-Planting’s onderzoek suggereert dat dit niet altijd de beste benadering is, vooral niet voor zwakke lezers. In plaats daarvan pleit zij voor een benadering die zich richt op de sterke punten van de leerlingen. Leerkrachten moeten meer benadrukken wat wel goed gaat.
De kern van het probleem ligt in de noodzaak om de een-op-een relatie tussen letters en klanken stevig te verankeren in het brein van beginnende lezers. Door voortdurend te focussen op fouten, wordt deze verankering echter niet voldoende ontwikkeld. In plaats daarvan is consistentie en herhaling nodig om leeskilometers te maken en de leesvaardigheid te automatiseren.
Focus niet op de fouten
Maar betekent dit negeren van fouten dan niet dat het maken van fouten wordt bevorderd? Volgens Steenbeek-Planting is dit niet het geval. Het is echter wel belangrijk voor leerkrachten om alert te zijn op consistente foutpatronen bij leerlingen, wat kan wijzen op onderliggende problemen die extra aandacht vereisen. Om deze te verhelpen is gerichte expliciete instructie nodig.
Een interessante implicatie van Steenbeek-Planting’s onderzoek is de rol van remedial teaching. Hoewel veel zwakke lezers momenteel extra ondersteuning krijgen buiten de klas, suggereert zij dat het ideaal zou zijn om deze extra zorg binnen de reguliere lesomgeving te integreren. Door differentiatie en individuele ondersteuning binnen de klas mogelijk te maken, kan remedial teaching mogelijk overbodig worden.
Heroverweeg traditionele methoden
Wat betekent dit alles voor het onderwijs? Het onderzoek van Steenbeek-Planting suggereert dat het heroverwegen van traditionele methoden van leesonderwijs cruciaal kan zijn voor het bevorderen van de leesvaardigheid van zwakke lezers. Door te focussen op de sterke punten van leerlingen en het bieden van individuele ondersteuning binnen de klas, kunnen we mogelijk een significant verschil maken in de leerresultaten en toekomstige prestaties van deze leerlingen.
Een taal leren door voor te lezen, kan dat? Voorlezen is een krachtig hulpmiddel voor meertalige kleuters om een nieuwe taal sneller onder de knie te krijgen. Voorlezen is niet alleen een prachtig moment van connectie tussen leraren en leerlingen. Het blijkt ook een krachtig hulpmiddel te zijn voor meertalige kleuters om nieuwe talen sneller onder de knie te krijgen. Recent onderzoek uit Noorwegen heeft aangetoond dat het betrekken van ouders bij het voorleesproces, zowel thuis als op school, aanzienlijke voordelen biedt voor de taalontwikkeling van kinderen.
In dit onderzoek werden 464 meertalige kleuters verdeeld over twee groepen. De eerste groep nam deel aan vier thematische voorleesprojecten gedurende een schooljaar. Hierbij werd zowel op school als thuis voorgelezen uit dezelfde boeken. De tweede groep deed niet mee aan deze projecten. De resultaten waren opmerkelijk: de kinderen die deelnamen aan de voorleesprojecten vertoonden een aanzienlijke verbetering in zowel de schooltaal als hun thuistaal. Niet alleen verbeterden hun grammaticale vaardigheden, maar ook hun vermogen om zich in te leven in het standpunt van anderen en hun beheersing van de doelwoorden uit de boeken namen toe.
Wat maakte deze projecten zo succesvol?
De sleutel lag in de kwaliteit van de voorleesmomenten en de betrokkenheid van zowel leraren als ouders. Leraren selecteerden boeken die nieuwsgierigheid opwekten en uitnodigden tot gesprekken. Woordenloze prentenboeken werden ingezet om kinderen te stimuleren om zelf verhalen te vertellen. Tijdens en na het voorlezen lag de nadruk niet alleen op taaldoelen, maar ook op de sociaal-emotionele ontwikkeling. Er werden vragen gesteld die kinderen aanmoedigden om verschillende perspectieven te overwegen.
Belangrijk was ook de rol van ouders. Leraren informeerden ouders over de boeken en de reacties van hun kinderen, en gaven hen boeken mee naar huis om voor te lezen in hun voorkeurstaal. Dit maakte het voorlezen laagdrempelig en stimuleerde ouders om thuis aan de slag te gaan. Hoewel niet alle ouders de sessies opnamen, toonde het merendeel enthousiasme en betrokkenheid bij het proces.
De gezamenlijke inspanning loont.
De resultaten van dit onderzoek benadrukken het belang van een gezamenlijke inspanning van scholen en ouders om de taalontwikkeling van meertalige kleuters te ondersteunen. Door de kracht van voorlezen te benutten, kunnen we niet alleen de taalvaardigheid verbeteren. We stimuleren ook het zelfvertrouwen en de verbeeldingskracht van kinderen. En dat alles begint met een boek en een warme stem die verhalen tot leven brengt.
Om dit succes verder te verankeren, is het essentieel dat scholen en leraren blijven investeren in programma’s en initiatieven die ouders actief betrekken bij het voorleesproces. Dit kan door middel van workshops, informatiebijeenkomsten en ondersteuning bij het selecteren van geschikte boeken. Op deze manier kunnen ouders worden aangemoedigd om het voorlezen thuis voort te zetten. En om voorlezen te integreren in hun dagelijkse routine. Bovendien kan de digitale technologie worden benut om ouders te voorzien van aanvullende middelen, zoals audioboeken en voorlees-apps, die het voorleesplezier verder vergroten en de toegang tot verrijkende taalervaringen vergemakkelijken.
Daarnaast is het belangrijk dat beleidsmakers en onderwijsinstellingen blijven investeren in de professionalisering van leraren op het gebied van taalonderwijs en voorleespraktijken. Door leraren te voorzien van de nodige kennis, vaardigheden en ondersteuning kunnen zij een nog effectievere rol spelen in het stimuleren van de taalontwikkeling van meertalige kleuters en het creëren van een inclusieve leeromgeving waarin alle kinderen optimaal kunnen groeien en bloeien.
Kortom, het voorlezen biedt een waardevolle en toegankelijke mogelijkheid om de taalontwikkeling van meertalige kleuters te stimuleren en te ondersteunen, zowel thuis als op school. Door samen te werken en actief ouders te betrekken bij het voorleesproces, kunnen we de basis leggen voor een sterke taalvaardigheid en een liefde voor lezen die een leven lang meegaat.
Bron
Bij het schrijven van deze blog is gebruik gemaakt van het onderzoek van Grover, Veslemoy, Gustafsson en Snow. “Shared book reading in preschool supports bilingual children’s second language learning”, uitgevoerd in 2020